Back to top

Basiscollectie klassiek: Béla Bartók

Wanneer de naam Béla Bartók valt zijn volksmuziek en folklore nooit ver weg. Tegenwoordig belichaamt dit vooral de charme van zijn muziek. In moderne marketingtermen zou je van een unique selling point kunnen spreken. In het Hongarije van Bartóks tijd waren boerenvolksmuziek en folklore dat zeker niet. Sterker nog, Bartók plaatste zich ermee in het kamp van de muzikale avant-garde. De muziek van boeren en etnische minderheden was niet maatschappelijk geaccepteerd, en het repertoire bood hem ook mogelijkheden om zijn muzikale taal voortdurend te vernieuwen.

De wonderbaarlijke mandarijn
Geen wonder dat een aantal wereldpremières ontaardden in een schandaal. Zo verbood de burgemeester van Keulen de première van het ballet De wonderbaarlijke mandarijn (1919). Niet zozeer vanwege het modernisme als wel om de seksueel getinte inhoud. Tegelijk ging het werk de geschiedenisboeken in als een van Bartóks meest vooruitstrevende composities, vergelijkbaar met het oergeweld in Stravinski's Sacre du Printemps. Luister maar eens naar de zinderende "omhelzing van het meisje en de Mandarijn".

(Van deze cd)

Strijkkwartet nr.4
Minstens zo vooruitstrevend was het Vierde strijkkwartet (1928). Ook dit werk zit boordevol gestolde folklore. Hierin nadert Bartók de atonaliteit van Schönberg, maar de ultieme stap naar diens twaalftoontechniek zet hij uiteindelijk toch niet. Het tweede deel van dit kwartet is een typisch Bartókiaanse nachtmuziek vol onheilspellende broeierigheid. Hier experimenteert de componist met voor die tijd bijzondere speeltechnieken wat een bevreemdend effect tot gevolg heeft.

(Van deze cd)

Vijftien Hongaarse Boerenliederen
Al het modernisme ten spijt was het vaak zijn pianomuziek waarin Bartók onomwonden gebruik maakt van volksmuziek. In de 15 Hongaarse Boerenliederen (1918) bijvoorbeeld klinken uit de volksmond opgetekende melodieën, ondersteund met volledig uit die melodie afgeleide begeleiding.

(Van deze cd)

Blauwbaards burcht
Een van de indrukwekkendste voorbeelden hoe Bartók muzikale folklore met het vroeg twintigste-eeuwse modernisme verbond is zijn enige opera Blauwbaards Burcht (1911). Het verhaal is gebaseerd op een oude volksballade. In het symbolistische libretto van schrijver Béla Balász leidt Hertog Blauwbaard zijn kersverse echtgenote Judit door zijn duistere burcht. Ze is benieuwd naar wat er achter de deuren van het kasteel verborgen zit. Een voor een ontfutselt ze hem de sleutels en komt steeds meer te weten over het verschrikkelijke geheim dat achter die deuren schuilgaat. In sterk beeldende muziek schildert Bartók de atmosfeer. Zoals die van het verblindende goud van de schatkamer.

(Van deze cd)

Vioolconcert nr.2
Hoewel Bartók tijdens zijn leven weinig succes had met zijn muziek, was het vooral met zijn Tweede vioolconcert (1938) waarmee hij een groter publiek wist te bereiken. De wereldpremière had overigens een sterk Nederlands tintje. De in Nederland woonachtige violist Zoltán Székely vroeg Bartók een vioolconcert voor hem te schrijven. Na lang aandringen ging Bartók uiteindelijk aan het werk. Op 23 maart 1939 speelden Székely en het Concertgebouworkest de première in het Amsterdamse Concertgebouw onder leiding van Willem Mengelberg. De AVRO was erbij en maakte deze opname.

(Van deze cd)

Pianoconcert nr.3
Bartók was daar niet bij, hij gaf hij die avond een pianorecital in Boedapest. Het zou daar een van zijn laatste openbare optredens zijn, want in 1940 vertrok Bartók uit weerzin tegen het opkomende nazisme naar de Verenigde Staten. Op 26 september 1945 stierf hij daar, met op zijn sterfbed een op enkele maten na voltooid Derde Pianoconcert.

(Van deze cd)

(JWvR)