Back to top

Een reis door de muziek: Renaissance

Onze reis door de muziek brengt ons naar de Renaissance (c. 1400-1600). Typerend voor de Renaissance was een destijds populair verhaal over de Griekse wijsgeer Pythagoras: hij zou een woeste jongen gekalmeerd hebben door een fluitspeler van toonsoort te laten veranderen. Men besefte hierdoor dat muziek uitdrukking kon geven aan woorden en emoties. De versmelting van muziek met taal heeft grote dingen tot stand gebracht: ze stimuleerde niet alleen de bloeitijd van de Vlaamse polyfonie in de 15e en 16e eeuw, maar ze leidde ook - maar dat was pas veel later - tot het ontstaan van de opera.

Het waren vooral Nederlandse, Vlaamse en Franse componisten die de Europese muziek tot in de 16e eeuw bepaalden: Obrecht, Isaac, Gombert, Clemens non Papa, Willaert... De belangrijkste van allemaal was echter Josquin Desprez. Je zou hem de Mozart van de vocale meerstemmigheid kunnen noemen, omdat hij virtuoze beheersing van het materiaal op geniale wijze voor de luisteraar wist te verhullen. Zijn muziek klinkt daardoor eenvoudiger dan ze is. Vandaar ook dat Luther hem de ‘notenmeester' noemde. Want bij Josquin schikken de noten zich naar de wil van de meester, terwijl andere componisten zich hebben te voegen naar de wetmatigheden van de tonen.

Agnus Dei uit de Missa la sol fa re mi van Josquin Desprez

Het literaire karakter van de Renaissance bleek nergens zo duidelijk als in het Italiaanse madrigaal. De drang tot tekstuitbeelding droeg het gevaar van overdrijving in zich, al leidde een dergelijk effectbejag soms ook tot indrukwekkende resultaten. Zoals bij de sinistere prins Carlo Gesualdo, die beroemd was vanwege zijn extravagante muziek en berucht vanwege een dubbele moord.

Muziek voor de Stille Week van Gesualdo

Uiteraard lieten ook de godsdiensttwisten van de 16e eeuw hun sporen na: de calvinisten zongen hun psalmen, de lutheranen hun koralen en de anglicanen hadden hun Book of Common Prayer. Ondanks oorlogen en beeldenstormen is de muziekgeschiedenis zowel schatplichtig aan de reformatie (Luther, Bourgeois, Goudimel, Praetorius) als aan de contrareformatie (Palestrina, Lassus, Victoria).

Officium defunctorum van Tomás Luis de Victoria

De Renaissance markeerde ook de emancipatie van de klaviermuziek (orgel en klavecimbel). Deze emancipatie leidde tot allerlei nationale stromingen en scholen, van het hof van Elizabeth I tot de Venetiaanse San Marco. Ze kwamen echter allemaal samen in het spel van de Amsterdamse organist van de Oude Kerk, Jan Pieterszoon Sweelinck. In zijn klaviermuziek komen de tradities van de late Middeleeuwen en Renaissance nog eenmaal tot grote bloei. Nadien is er nooit meer een Nederlandse componist van een dergelijk internationaal aanzien geweest.

Chromatische fantasie van Sweelinck

(HJ)